Anekdotes en (sterke) verhalen
Militaire Politiezorg midden jaren 50. Door dpl wmr Gijs Treur, lichting 52-3
Ik vermoed dat er maar weinig mensen, ook uit die tijd, wisten dat er in de jaren 1954 en 1955 tot ten minste vier maal toe, een detachement vanuit 2-101 LK Marbat, naar Duitsland is afgereisd voor telkens een tweemaandelijkse termijn voor Militaire Politiezorg. Ik ben in 1954 voor twee maanden als detachementcommandant in Duitsland geweest.
Ik, een dienstplichtig wachtmeester van 21 jaar, die voor deze -en zo voelde ik het ook- verantwoordelijke uitzending werd aangezocht, vond het een grote eer om dit te gaan doen.
Als eerste vroeg kapitein Schulze mij of ik het aandurfde om als detachementscommandant politiezorg te gaan leveren in Duistland. Ik kon mijn eigen groep meenemen, aangevuld met twee motorrijders. Met toestemming van kapitein Schulze mocht ik met 7 marechaussees en twee motorrijders de dag voor de vertrekdatum afreizen naar mijn woonplaats Erika in Drente. Ik sliep uiteraard op mijn bed in huis maar de marechaussees moesten in hun tentje in de tuin slapen. De volgende morgen vertrokken we om via Nieuweschans Duitsland in te rijden. Onderweg naar onze bestemming in Duitsland nog éénmaal overnacht bij een meertje en een café. Een biertje gedronken waarna één van de marechaussees terug liep naar zijn tentje maar wel dwars door het, gelukkig niet diepe, meertje.
Internationaal gezelschap
De politiezorg moest geleverd worden nabij het dorp Ludjenburg, ongeveer 70 km ten oosten van Kiel, aan de Oostzee. Het betrof toezicht op Nederlandse militairen die zich plm. 20 km ten noorden van Ludjenburg in een Nederland kamp bevonden. Daar was ook een Amerikaans kamp, een Frans kamp en een Engels kamp. Keurig op één rij met een totale lengte van 1 à 1½ km. Deze kampen waren alle gelegen tussen de kust en een asfaltweg. Aan de andere zijde van de weg bevonden zich tientallen cafés en bars. Gebouwd in Amerikaanse stijl, alle nagenoeg met een waranda, zoals in cowboyfilms. In al die kampen waren afdelingen van de artillerie gelegerd die op doelen voor de kust oefenden.
Om 17.00 uur, na einde diensttijd, stroomden de kampen leeg naar de andere kant van de weg. Amerikanen, Engelsen, Belgen, Nederlanders en Duitsers. In die jaren heerste nog het militair gezag van Amerika, Engeland en Frankrijk in Duitsland.
Een Amerikaanse soldaat verdiende in dollars en ving voor elke dollar 3.50 Duitse Marken; een Nederlandse soldaat kreeg voor één gulden 0,84 Marken. Tel uit je winst! In de cafés en bars werd bijna niet gegeten, maar wel driedubbel zoveel gedronken. Er werd door alle militaire politiemensen veel gepatrouilleerd. Dat moest ook wel want er werd tussen de verschillende nationaliteiten flink gevochten. Eénmaal in de week kon je gaan stappen in Ludjenburg. Met vrachtwagens werd de feestvierders naar het stadje gebracht. Velen kwamen op tijd weer terug bij de vrachtwagens voor de terugreis, maar een aantal ook niet. Die moesten van Ludjenburg 20 km teruglopen in de nacht, met als dank een rapport en een aantal dagen licht arrest.
Elk kamp had zijn eigen commandant. Zo ook het Nederlandse kamp. Een kapitein, die daarvoor toegevoegd officier was geweest bij de Gouverneur-generaal van West-Indië. Hij vroeg mij om degenen die gerapporteerd waren aan hem voor te geleiden en vroeg mij welke straf hij deze voor hun vergrijp moest geven. Als een "provoost geweldiger" leidde ik de mensen die door ons een rapport had gekregen of door hun eigen eenheid waren gerapporteerd, aan hem voor.
De plaats waar al die kampen gesitueerd waren is genoemd naar een gebeurtenis op die plaats. De naam is "Todendorf". Dit naar de gebeurtenis en het ware verhaal dat de Duitsers aan het einde van de tweede wereldoorlog een schip voor de kust met kanonnen tot zinken heeft gebracht. In dat schip zaten 3000 mensen uit concentratiekampen en tevens Engelse krijgsgevangenen. Drie van hen overleefden het en konden na de oorlog hun verhaal vertellen.
Incident
Op een dag kwam de commandant van mijn peloton waartoe ik in Nunspeet behoorde, op inspectie. Op een nacht tegen 24.00 uur, -iedereen diende om 24.00 uur terug te zijn in het kamp-, gingen wij samen op inspectie. Kort na 24.00 uur kwamen wij bij het laatste café en na binnenkomst vluchtten twee militairen via de ramen aan de achterzijde naar buiten. Wij zijn teruggegaan naar de voorzijde waar ook onze jeep stond. De luitenant op een aantal meters rechts achter de jeep en ik links daarvan. Vrijwel direct daarna kwamen twee militairen, waarvan ik direct vaststelde dat het Amerikaanse soldaten waren, vanachter het gebouw naar de voorzijde. Zij waren dronken. Beiden hadden een flesje bier in de hand. De soldaat die het dichtst bij de luitenant stond liep naar onze jeep. Hij sloeg de bodem van de bierfles op het spatbord van onze jeep stuk en liep in de richting van de luitenant, zeggende: "Hé, you, Dutch MP, you want a fight?” en liep verder in de richting van de luitenant. Met opgeheven bierfles die hij bij de hals vasthield en de scherpe kanten naar voren gericht, liep hij in de richting van de luitenant. Deze trok daarop zijn pistool en hield dit wapen in zijn gebogen rechterhand gericht op de soldaat. De luitenant had het pistool niet doorgeladen. Ik had ook inmiddels mijn pistool getrokken maar liet mijn hand met het pistool langs mijn lichaam hangen.
Op dat moment reed een jeep het terrein op waar wij stonden. Door de witte ster op de motorkap zag ik dat het een Amerikaanse jeep was. Wij stonden met z'n allen in het licht van de koplampen van die jeep. Er stapte een Nederlandse militair uit. Kennelijk had hij direct in de gaten wat er zich afspeelde. Hij vorderde, perfect Amerikaans sprekende, van de beide soldaten hun legitimatiebewijs en gelastte hen zich onmiddellijk te melden bij de wachtcommandant van het Amerikaanse kamp. Zij voldeden daar onmiddellijk aan. Vervolgens wendde hij zich tot de luitenant en sprak hem in het Nederlands aan. Het was een Nederlandse kapitein die als liaison officier geplaatst was bij het Amerikaanse leger. Hij verweet de luitenant dat hij zijn pistool getrokken had en dit op de militairen had gericht. De luitenant en ik hebben de kapitein toen uiteengezet wat er voorgevallen was.
De volgende dag heeft de luitenant zijn bevindingen gerapporteerd aan Kapitein Schultze. Deze is nog dezelfde dag ingevlogen vanuit Nederland. Mij werd verzocht om een rapport van de gebeurtenissen te schrijven. De kapitein en de luitenant zijn vervolgens teruggegaan naar Nederland.
Ik bleef tot het einde van mijn missie in Duitsland.
In verband met de situatie in het weekend in Ludjenburg, waar een groot deel van de in Todendorff gelegerde militairen ging stappen, werden op verzoek van de Amerikaanse Militaire Politie, gezamenlijke patrouilles gelopen. Ik kende een sergeant van de Amerikaanse MP en heb ik mijn rapport een verklaring van die sergeant opgenomen. In het kort gezegd kwam het erop neer dat bij een vechtpartij waarbij in het bijzonder Amerikaanse negers betrokken waren en er wapens in het geding waren, de Amerikaanse MP de bevoegdheid hadden om, zo nodig, te schieten. Dit was naar aanleiding van het feit dat bij dergelijke vechtpartijen in een aantal gevallen een oor of oren en in een enkel geval een deel van de neus, werd afgesneden.
Na mijn terugkomst in Nunspeet heb ik mijn rapport overhandigd aan de overste Kaub, commandant Legerkorps Marechaussee bataljon. Verder heb ik over het voorval niets meer vernomen.
De Koninklijke Marechaussee is bij dergelijke detacheringen een onafhankelijk opererende eenheid. Wij lagen dan ook in een apart gebouw en in de eetzaal waren voor ons aparte tafels gereserveerd.
Ik heb daar veel geleerd. Ik voelde ook duidelijk de verantwoordelijkheid die ik op mij genomen had en die ik, voor zover ik dat zelf kan beoordelen, ook heb waargemaakt.