Anekdotes en (sterke) verhalen
Stomdronken achter de wacht. Door res kap bd Joop van Vredendaal, lichting 54-5
In 1955 was ik bevorderd tot wachtmeester. Dit hield ondermeer in dat ik regelmatig dienst moest doen als wachtcommandant. Wat opviel was dat dat meestal in weekend het geval was. De redenen hiervoor waren waarschijnlijk tweeërlei, als nieuwbakken wachtmeester moest je het vak leren op een rustig moment en de beroepsonderofficieren waren in de weekenden liever thuis.
Op een zaterdagavond, omstreeks 24.00 uur, meldde de politie van Apeldoorn zich bij de poort van het Depot. Even later kwam een brigadier en een agent bij me met de volgende mededeling: "Wachtmeester we hebben een dronken soldaat bij ons die we in de goot hebben gevonden". Hij heeft geen papieren of geld bij zich en is nauwelijks aanspreekbaar". De soldaat werd uit de auto gehaald en ja hoor ik zag en rook het onmiddellijk:
- hij riekte sterk naar het inwendig gebruik van alcohol
- hij sprak wartaal
- hij had een waggelende gang (of beter gezegd, hij kon amper op zijn benen staan!)
Geen twijfel mogelijk, hij was stomdronken. Ik bedankte de politiemensen en zei dapper dat ik hem ter ontnuchtering zou insluiten. De brigadier stapte niet gelijk op maar zei: "Wachtmeestertje, mensen kunnen ook te dronken zijn, als ik jou was liet ik er een dokter bijkomen". Daar zat ik niet op te wachten om onmiddellijk een militair arts in de nacht te bellen. Bovendien, je gaat toch niet zo snel dood. De militair kreeg een cel aangewezen om zijn roes uit te slapen. Toch voelde ik me niet helemaal zeker en begon in de telefoonlijst te zoeken. Ik was nog geen minuut bezig of het belletje van de betreffende cel ging. Ik spoedde mij naar zijn verblijf, deed de deur open en deinsde achteruit van de stank die me tegemoet kwam. De jongeman had de hele cel ondergekotst en vroeg: "Sergeant, mag ik alsjeblieft een andere cel?" Ik was blij dat er weer wat leven in hem zat. "Natuurlijk mag je een andere cel hebben, maar niet voordat je deze klereboel hebt opgeruimd." Na een half uur schrobben kreeg hij een nieuwe suite.
De volgende morgen komt de OPK (officier van piket) langs. "Nog bijzonderheden wachtmeester?" "Nou niet echt nee, ik heb alleen een gast die hier zijn roes uitslaapt. Hij is nog slecht aanspreekbaar en ik weet niet wie hij is en waar hij vandaan komt." "Wel" zei de opper "zoek dat straks uit, bel zijn onderdeel en laat hem ophalen. Voorts zeg ik je dat hij niet in de voeding is opgenomen en dus heeft hij geen recht op eten." Ik was stomverbaasd over die laatste opmerking. Hoe kan je zoiets formeels bedenken. Toen de militair eindelijk wakker was had hij wel trek in een ontbijtje. Wij hadden plenty brood, beleg en verse koffie. Eerst maar eens eten en dan praten. Hij noemde zijn naam en zijn onderdeel dat in Oirschot gelegerd was. De cel hoefde hij nier meer in, maar hij mocht het wachtverblijf niet verlaten. Ik belde zijn sergeant van de week, deed hem het verhaal en verzocht hem maatregelen te treffen voor vervoer. Even was het stil toen zei hij: "Wachtmeester je kan de klere krijgen, je houdt hem maar zelf." Nog voor ik kon reageren legt hij de telefoon neer. Even later komt de OPK weer. "Heb je al gebeld wachtmeester?" "Ja, het gesprek is zojuist eenzijdig door de andere partij beëindigd." En dat pik jij? Bel hem opnieuw, vraag zijn gegevens op en dreig hem met hel en verdoemenis als hij niet aan jouw verzoek voldoet!". Zo gezegd zo gedaan. De sergeant ging vervoer regelen. De militair was inmiddels weer redelijk opgeknapt en vermaakte zich uitstekend met het wachtpersoneel. Het was best een aardige jongen en hij was zelfs bereid een wachtje mee te draaien! Dat ging wat ver. In plaats daarvan hebben de mannen hem alle rangen en standen van het Wapen geleerd. Vlak voor de wisseling van de wacht om 18.00 uur werd hij opgehaald. Bij het vertrek zei hij: "Wachtmeester, bedankt, ik heb alles bij elkaar toch wel een leuk weekend gehad!"