Anekdotes en (sterke) verhalen
Een bivak met incidenten. Door dpl wmr Peter J. van der Werff, lichting 54-5
In november 1954, het was miezerig en grauw weer, gingen wij als recruut voor ’t eerst op bivak. Dit werd gehouden in de omgeving van Culemborg. We sliepen in een wat vervallen boerderij-achtig gebouw, waarvan je kon zien dat het vroeger wel een redelijk voornaam iets moest zijn geweest. Maar dit was het beslist niet meer toen wij er bivak hadden.
Het slaapgedeelte, waar we met een man of twintig lagen, bereikte je via een houten ladder. Het was een smal en lang onderkomen, de bodem bedekt met een laag stro, waar je op moest slapen. Aan het hoofdeinde een stenen muur, aan de andere kant een houten schot van ongeveer een meter hoog. Tussen dit schot en de slaapplaatsen een looppad. Aan de van de slaapzolder afgekeerde kant van dit schot was, op gelijke hoogte met de bovenkant ervan, een soort vlierinkje van kartonnen platen en latten gemaakt, dit was tegelijkertijd het plafond van het eronder gelegen kippenverblijf. Haken of spijkers om kleding aan op te hangen waren er niet of nauwelijks, dus ieder legde zijn spullen op deze verhoging, omdat je die anders in het losse stro gemakkelijk kwijt kon raken. Alles verliep goed op die zolder totdat op een late avond, iedereen sliep al, mar Obe Kampen uit het Groningse Usquert (vreemd dat zo’n naam je ineens weer te binnen schiet), terugkomend van landbouwverlof, zich naar onze slaapplaats begaf en ook zijn spullen op het vlierinkje legde. Door zijn volle plunjezak werd de limiet van het draagvermogen van de karton/latten-constructie overschreden. Dit had tot gevolg dat deze constructie bezweek. Met veel lawaai donderde werkelijk alles naar beneden op de bodem van de kippenren. Door dit tumult vlogen de kippen van stok, kwam de boer uit zijn bed en was een aantal wachtmeesters ook direct ter plaatse om te kijken wat er gaande was. Voor zover ik weet waren er geen kippen gesneuveld, anders hadden die allicht de volgende dag op het menu gestaan. Wel was het voor ieder een hele toer om bij slechte verlichting je eigen spullen weer bij elkaar te zoeken.
-o-o-o-o-o-
Een ander incident veroorzaakte ik zelf.
Op een van de avonden, het zal zo tegen twaalven geweest zijn, had ik een wachtbeurt te vervullen van een paar uur. De wachtcommandant had zijn 'kantoortje' ingericht in een bureauwagen, een soort kleine caravan van staal met aan de kopse kant, aan de achterzijde, een opklapbaar trapje van twee of drie treden met een deur erboven. Omdat het kil en regenachtig was had hij voor zijn bureautje een elektrisch straalkacheltje geïnstalleerd. Elektriciteit kwam uit de boerderij via een snoer door de bomen. Ik dacht me aan het begin van mijn wachtbeurt maar eens model te moeten melden, zoals we dat per slot van rekening geleerd hadden! Ik opende de deur en 'stampte mezelf in de houding'. Het wagentje, dat op twee wielen stond en aan de deurkant geen steunen had voor de stabiliteit, kon zo’n kleine exercitiebeweging duidelijk niet aan. Het kiepte in mijn richting. Ik kon nog net het vege lijf redden door bijtijds van het trapje af te springen. Ondanks de vaart waarmee ik dit deed, zag ik nog net hoe binnen een ravage ontstond, voordat het geheel op zijn kant, waar juist de deuropening inzat, belandde. Het werd binnen donker omdat het snoer brak. Er werd gevloekt en getierd door de wachtmeester (Fennema), die tussen al zijn spullen als papieren, bureaulamp, telefoon, inclusief bureautje en elektrische kachel, onderin terecht was gekomen en geen kant uit kon. Gelukkig kwamen er juist wat wachtmeesters langs, zodat we met man en macht de wagen weer overeind konden zetten en de wachtcommandant uit zijn gevangenschap konden bevrijden. De woorden die hij toen gebruikte, zijn me niet letterlijk bijgebleven, maar enige vriendelijkheid kon ik er niet in bespeuren.
Toen ik een uur of zo later mensen hoorde lopen op de plek waar ik op wacht stond, riep ik de toverformule "sta of ik schiet." "Je zult met dat geweer niet hard schieten", was het antwoord van mijn instructeur (wmr Brouwer), die met een paar collega’s kennelijk uit een café in de buurt kwam. Zij hadden geholpen de boel weer overeind te zetten en hij had, zelfs in het donker, gezien dat mijn geweer, dat ik tijdens mijn sprong had losgelaten, met de loop naar beneden in de natte rivierklei stond. Ik heb er nog een heel werk aan gehad om de loop weer glimmend schoon te krijgen.