Anekdotes en (sterke) verhalen
Kaderklas 67-2 afgestraft. Door dpl wmr Jan van Jeveren, lichting 67-2
Ik kan mij nog goed herinneren, hoe de zwakte van de kaderklas afgestraft werd!
Wij lagen als kaderklas in gebouw B, op het OC in Apeldoorn. Tijdens onze opleiding kregen we verschillende malen alarm. Dan moest je binnen de kortste tijd, volledig bepakt in 2e lijns gevechtstenue, voor het gebouw aantreden. Meestal hadden onze groepscommandant of eskadronscommandant de behoefte om dat te doen net nadat je lekker in je bedje was gekropen, zo rond de klok van 23.00 uur. Als toekomstig kaderlid werd je geleerd om te improviseren en dat dachten wij ook te doen door onze ransels en pukkels, deels bepakt al in de schappen klaar te leggen. Deze alarmoefeningen gingen gedurende 2 weken zo door met de bedoeling, dat je binnen 20 minuten aangetreden stond.
Op een gegeven moment werd je wat makkelijker, want telkens als je aangetreden stond kon je na inspectie weer naar binnen. Door deze nonchalance glipte je met blote voeten in je kistjes en trok je je overall snel over je pyama heen, want het was toch maar voor even. En dat was nu juist het moment waar de instructeurs op wachtten!
Op een regenachtige nacht kwam wmr1 Jaap van Doorn de kamer weer eens op, deed het licht aan en voor hij iets kon zeggen, riepen we in koor: "Ja wachtmeester, we komen er aan." Echter, voor gebouw B stonden twee 3-tonners gereed en wij mochten instappen! We reden de poort uit en na een lange rit werden we gedropt in de omgeving van de Holterberg, met een kaart, kompas, zaklantaarn en kaartcoördinaat.
De opdracht was: "Je bent achter vijandelijke linies. Overdag maak je een schuilbivak, 's nachts verplaats je. Je mag niet om eten vragen bij de burgers, want je hebt je noodrandsoenen. En zorg dat je geen krijgsgevangen gemaakt wordt. Binnen 3 dagen ben je terug op het OC."
En daar stond je dan, half aangekleed, met volle bepakking en berelul. We werden gedropt in groepjes van 3 en verder mochten we het zelf uitzoeken.
Tijdens de terugmars werden we krijgsgevangen gemaakt in de buurt van Loenen. In vetermars moesten we lopen en op een gegeven moment was er een z.g. luchtaanval en moesten we dekking zoeken in een boerensloot. Laat dit nu een sloot vol met koeienstront zijn! Ik drukte mijn elleboog en knieën tegen de zijkant en kon zo net boven de stront blijven hangen. Eerste luitenant Korf kwam langs om te kijken of we goed in dekking lagen. Bij mij maakte hij de opmerking dat ik dieper de sloot in moest. Ik antwoordde dat ik onder het schootsveld lag, waarop hij zei: "Als ik zeg dekken, dan bedoel ik ook dekken". Hij drukte mij met zijn schoen de sloot in en ik zat tot mijn nek in de stront, net als alle anderen! Uit de sloot gekropen moesten we een drijfpakket maken en werden we het Apeldoorns kanaal ingejaagd. Aan de overkant stonden de 3-tonners te wachten om ons terug te brengen naar KW III, waar we met kleding en al onder de douche gingen.
Nu moet je niet denken dat je na het douchen rust kreeg, want daarna mocht je de PSU weer op orde brengen.
Deze KOV (red: Kleine Oorlog Voering) oefening was er alleen maar voor om je te trainen ten allen tijde alert te blijven.