Anekdotes en (sterke) verhalen
Mijn dienstplicht bij de Koninklijke Marechaussee (Deel 4). Door dpl wmr Leo Penders, lichting 56-4
Een van de ongeschreven wetten van de militaire dienst was dat je moest proberen niet op te vallen. Dat viel voor mij destijds in Amsterdam niet mee, want ik was in het peloton de enige met een platte pet op. Het gevolg was dat ik al op de eerste dag tot klasse-oudste werd benoemd en dat meteen voor twee maanden tegelijk! Ik had zo’n gevoel dat men dacht: "Die marechaussee zullen we eens hebben". Aanvankelijk was er verbazing alom omdat een korporaal zich als marechaussee 2e klas bij zijn meerdere meldde. Na enige uitleg mijnerzijds was ook dat iedereen duidelijk.
's Avonds was er ruim gelegenheid om van de geneugten van een grote stad kennis te nemen, waarbij het voor een marechaussee gratis openbaar vervoer bij de anderen toch wel "even prikte".
Na acht maanden dienst konden de blauwe driehoekjes van de kraag verwijderd worden en de zilveren wachtmeesterstrepen op de mouwen worden bevestigd. De opleiding zat erop en de dertien maanden durende periode bij de "parate hap" kon beginnen. Ik kwam in Nunspeet terecht bij het 101 Marechaussee Bataljon (MarBat) onder commando van Lt kol W.v.d.Grinten en werd ingedeeld bij de Staf-Compagnie van de kap Jhr. Von Schmidt auf Altenstadt en wel als bevoorradings-onderofficier bij de Sectie 4 (logistiek) met als hoofd de kap H. Müller. Tot mijn niet geringe verbazing droeg iedereen daar bij het bataljon de door mij vermaledijde met pasta geblanco-de koppels! Toen ben ik ook maar "om gegaan!" Mijn taak was het om de behoefte aan materieel, BOS-producten, e.d. van 101 MarBat op bataljonsniveau te coördineren en te zorgen dat de goederen tijdig werden aangevraagd en op de juiste plaats werden geleverd. Vervanging van vermiste goederen kwam op basis van een vermissingsrapport voor Rekening Rijk (RR) of voor Rekening Man (RM). Dit alles was voorwaar een mooie taak, helaas was er wel erg veel tijd voor uitgetrokken, temeer daar mijn werkzaamheden nog gedeeld moesten met twee beroeps-onderofficieren, namelijk de ow A. de Vries en wmr1 J. Mulder. Dat waren lieden die bij de Marechaussee waren gegaan vanwege de politiedienst maar door het S4-werk behoorlijk gefrustreerd waren geraakt.
Op de regelmatige tochten om benzine te halen op de Legerplaats De Wittenberg bij Stroe heb ik grote bewondering gekregen voor de soldaten van de Intendance die in hoog tempo twee gevulde jerrycans tegelijk de vrachtwagen opzwiepten totdat de wagen helemaal vol was. En dat voor de soldij van een gewone soldaat! De verveling bereikte haar hoogtepunt tijdens de parate weekends, in principe om de andere week, tenzij zoals in mijn geval een vaccinatie tegen de pokken (bij mij primo!) danig roet in het eten gooide en vanwege de gebruikelijke quarantaine een vrij weekend verloren ging.
In de zomer van 1957 heeft ook in Nunspeet de beruchte A(ziatische)-griep huisgehouden. Geleidelijk aan verdween toen vrijwel iedereen naar de ziekenzaal van de Legerplaats. Gelukkig is mij die gang bespaard gebleven.
Je had als onderofficier toch wel een bevoorrechte positie; behalve op eigen tijd opstaan (als je maar op tijd op het ochtendappèl stond) was er een eigen o.o.-mess waar het eten voor je werd opgeschept en indien gewenst na het roepen van "bediende!" door de messbediende werd aangevuld.
In de manschappeneetzaal (gemeenlijk met "vreetschuur" aangeduid) werd gewerkt met het voor toen vrij moderne cafetariasysteem. De Marechaussee werd hier niet anders behandeld dan de anderen legeronderdelen. Een opmerkelijk verschil was er wel bij de behandeling van de met licht arrest gestraften. Op onverwachte momenten werd via de omroepinstallatie van de legerplaats de volgende opdracht gegeven: "Alle met licht arrest gestrafte korporaals en manschappen moeten zich onmiddellijk melden bij de wachtcommandant. Dat gold niet voor de marechaussees: het was onbestaanbaar dat een marechaussee zich in die positie zou kunnen bevinden!
De nodige afleiding werd o.a. gevonden in de filmzaal waar we konden genieten van toentertijd zeer recente films (elke dag een andere!). De beide voorstellingen van Mademoiselle Striptease met Brigitte Bardot waren uitverkocht! Er waren ook door de Dienst Welzijnszorg Leger (DWL) verzorgde voorstellingen van destijds bekende artiesten en gezelschappen als Ria Kuyken (later nog door een beer aangevallen!) en Adri van Oorschot.
Ook het oefenen voor het deelnemen aan afstandsmarsen zoals de Meppeler Torentocht en de Prinses Irenemars in Den Bosch waren aangename bezigheden. Deze laatste mars werd op een zaterdag gehouden en ik herinner mij dat onderweg de overste v.d. Grinten (hij woonde meen ik in Vught) op zijn brommer zijn mannen wist aan te moedigen!
Helaas ging de Vierdaagse in Nijmegen door de pokkenvaccinatie aan onze neus voorbij. Typisch dienst: wel laten trainen, maar door een vaccinatie, die gemakkelijk na de Vierdaagse had kunnen plaatsvinden, juist in die periode te doen werd ons een unieke ervaring onthouden!
Als onderofficier was men verplicht om als "wmr van de week" eens in de zoveel weken weekdiensten te draaien. Met assistentie van de vaderlijke ow Plaisier konden die meestal tot een goed einde worden gebracht. Ik had er wel moeite mee om 's ochtends op de reguliere tijd de kamers van de marechaussees, vaak jongens met wie ik tegelijk was opgekomen, langs te gaan om hen te wekken, terwijl ik wist dat de aanvangstijd van hun ontbijt in de eetzaal nog geruime tijd zou duren. Ik heb nogal eens, tegen de dienstvoorschriften in, de wektijd maar wat verlaat om zinloos wachten te voorkomen!
Op voor ons onverwachte tijden waren er oefeningen met namen als Torenklok 11 en 12. Dan werden onze S4-spullen in kisten gepakt en vervoerd naar huisjes in vakantieparken ergens op de Veluwe. In het voren slapen omdat ik 's nachts vaak als wachtcommandant moest optreden lukte niet zo erg. Het was ook een mooie gelegenheid om van de op voorraad gelegen noodrantsoenen af te komen en dus moesten we het doen met hutspot met klapstuk en korstloze kaas!
De kazerne was een echte mannenwereld. De enige vrouwen die men te zien kreeg waren de meisjes van gelegerde jongens die hen in de parate weekends lieten overkomen. Begrijpelijk dat ze bij aankomst erg veel bekijks hadden! Voorts waren er ook nog de zogenaamde "Cemsto-girls" (Cemsto stond voor Chemische En Mechanische STOfbestrijdingsorganisatie) meestal wat oudere vrouwen die o.a. het officiershotel en het bureelgebouw schoonhielden. Zij hadden aanmerkelijk minder bekijks!
Na verloop van tijd werd ik gepromoveerd van "wmr-titulair" tot "wmr-effectief" en dus "weddegenietend" en dat scheelde heel wat aan inkomsten.
Op een gegeven moment ben ik er achtergekomen dat de Volkskrant voor dienstplichtige militairen een abonnement kende tegen de prijs van een studentenabonnement. Niet veel later werd mij (wel als enige) door de "facteur" dagelijks een eigen krant op mijn bed gelegd.
Nog vermeldenswaard was de bijzondere positie binnen de compagnie van de mar Theo Hoogveld, een zwemmer die als een van de eersten de 100 meter vrije slag beneden de minuut kon zwemmen. Hij ontbrak meestal op de appèls omdat er getraind moest worden.
Ook is het waard om te vermelden dat indertijd de 100.000 ste inwoner van Apeldoorn werd ingeschreven. En laat dat nou een kind zijn van de aoo v.d. Berg van onze compagnie!
Als voorbereiding op de terugkeer in de burgermaatschappij, er werd afgezwaaid op 4 mei 1958, kon ik de nodige dagen sollicitatieverlof opnemen. Dat solliciteren is best aardig gelukt, misschien wel dankzij de "Verklaring van aanbeveling" ondertekend door de opvolgend cc de elnt Scipio. Zo kwam mijn diensttijd tot een goed einde. Ik ben er een stuk volwassener geworden. Beslist een nuttige tijd! Wel heb ik sedertdien nooit meer het gezegde "Hij heeft de pis behoorlijk lauw" (Hij is behoorlijk boos) gehoord. Blijkbaar heb ik mijn broer (lichting 61-5) zo enthousiast kunnen maken voor het Wapen dat hij tijdens de militaire keuring zijn voorkeur heeft uitgesproken voor de Koninklijke Marechaussee en later ook met veel genoegen bij het Wapen heeft gediend !
(Einde)