Anekdotes en (sterke) verhalen
Op herhaling in 1960 en bij een Belg op de koffie. Door dpl wmr Peter J. van der Werff, lichting 54-5
Vier jaar na mijn afzwaaien (1956) kreeg ik bericht dat ik in de maand oktober opnieuw in Apeldoorn onder de wapenen moest komen.
De dagen op de KW III verliepen rustig. Medische keuring, inspectie en aanvulling van de PSU, wat exercitie, rijproef omdat het militaire rijbewijs na mijn afzwaaien verlopen was, enz.
De eerste zaterdag, klaar voor het weekendverlof, stonden wij opgesteld om naar de bussen te gaan, die ons naar het station zouden brengen. Een piepjonge aalmoezenier liep langs de rijen verlofgangers en bleef voor mijn buurman, een dienstplichtig wachtmeester en jurist uit Amsterdam die jaren ouder was dan hijzelf, stilstaan en zei: "Zo Jan, blij dat je naar huis mag?" De 'Jan' in kwestie, die geen Jan heette, zweeg in alle talen. "Jan, waarom zeg je niets?" Weer geen antwoord. Toen ging hij verder met de vraag: "Jan, waar denk je aan?" "Aalmoezenier, ik kan u alleen zeggen dat mijn gedachten op dit moment verdomd onkrijgstuchtelijk zijn." Na luid gelach van de omstanders, verdween de aalmoezenier wijselijk.
Als 'herhalers' zouden we gestationeerd worden op een brigade, zo dicht mogelijk bij je woonplaats. Wonend in het centrum van de provincie Utrecht, denk je dan aan Amersfoort, Soesterberg of Utrecht. Het werd volgens legerlogica …… Vaals!
De brigade, in deze mooie uithoek van het land, was gevestigd in een oude villa aan de doorgaande weg naar Aken, vlakbij de toenmalige grensovergang.
Overdag deed ik dienst bij de doorlaatpost. Passen controleren en daarbij kijken of namen van passanten ook in het opsporingsregister (het bekende 'grijze boekje') voorkwamen. Zo zag ik eens een naam in een paspoort, die ik ook in dit register had gezien. De geboortedata toonden slechts één dag verschil en ook de voornamen, geboorteplaats en woonplaats (Rotterdam) waren gelijkluidend. Een telefoontje naar het stadhuis van Rotterdam gaf uiteindelijk zekerheid dat het om twee verschillende individuen ging. Wel toevallig!
Af en toe ging ik mee op patrouille in de zgn. 'Groene zone', min of meer op de grens van Nederland en Duitsland. Hier zouden volgens de verhalen nog wel eens drugs het land worden binnengebracht. Ook was het in die tijd nog lucratief om boter of koffie te smokkelen. Dit gebeurde dan met snelle, al of niet gepantserde, voertuigen. Zoiets deed zich juist weer eens voor toen ik met weekendverlof was. Er werden 'kraaienpoten' op de weg gestrooid om de banden van de smokkelauto lek te maken. Het lukte niet, de smokkelaars ontkwamen. Er zou, volgens zeggen, bij de wilde achtervolging ook nog een douane-auto op z'n kop in een droge sloot beland zijn.
De adjudant/brigade commandant was een erg vriendelijk mens, die steeds vroeg of ik bereid was dit of dat te doen. Zo ging ik ook eens op een avond, het was al donker, op looppatrouille met een jonge beroeps-wachtmeester. Deze verzekerde mij dat er nooit iets te doen was op zo'n patrouillegang. Die avond pakte het anders uit. Al lopend in het grensgebied zagen wij een personenauto met een Belgisch kenteken op een stil landweggetje staan. Ik liep er naar toe, maar mijn compagnon dacht aan een amoureuze ontmoeting in de auto en zei "Laat ze maar". Mijn nieuwsgierigheid werd echter gewekt doordat er een vrouw op de voorbank- en een man achterin de auto zat. Dichterbij gekomen bleek de man bezig pakken koffie onder de zitting van de achterbank te verbergen. Op mijn vraag of hij Nederlands sprak, schudde hij ontkennend het hoofd. Ook een poging van mij om met Frans, Duits of Engels de conversatie op gang te brengen, mocht niet baten. "Dan maar mee naar de doorlaatpost", zei ik, waarop hem plotseling het Nederlands weer te binnen schoot. 'Gevieren' reden wij naar Vaals, waar bleek dat de betreffende man een in Duitsland gelegerde Belgische officier was. Hij vertelde dat hij dikwijls in Nederland koffie kocht, als hij terug kwam van verlof uit België. In Duitsland, waar dit product in die tijd veel duurder was dan bij ons, kon hij dat dan met forse winst aan de man brengen. Een douane-ambtenaar, die aan de overkant van de weg woonde, handelde de zaak verder af. Gelukkig voor de Belg kwam er geen strafrechtelijke vervolging, die zijn carrière had kunnen schaden, maar werd alleen de buit, die bestond uit 250 halfpondspakken van het bekende merk DE, in beslag genomen.
's Zaterdags met verlof tot maandagmorgen. De collega's die bij de grens dienst hadden, zochten dan een comfortabele auto voor je uit van iemand die, blijkens zijn paspoort, bij je in de buurt woonde en vroegen de chauffeur dan of deze bereid was je mee te nemen, een verzoek dat nooit geweigerd werd. Zo kwam je gemakkelijk thuis. Ik herinner me dat een Belg, waar ik eens mee meereed, mij bij het passeren van het plaatsnaambord Cadier en Keer (ten westen van Margraten) vroeg: "Ik weet wel wat keren is, maar wat betekent nou toch cadieren?"
Al met al een ontspannen tijd in Vaals. De laatste dagen weer terug op de KW III. Inleveren van nestels en nog wat spullen en zo kwam er een eind aan mijn actieve diensttijd.